Ze weten het waarschijnlijk niet, maar ik heb ze geadopteerd, de broers Brouns. Door te trouwen met mijn lief kon dat. Hij is de oudste kleinzoon, van de oudste broer. Jaarlijks komen de broers samen. Dit keer, zoals eerder, bij Frans, nummer 7 van het gezin.
Verleden en heden van deze broers raken elkaar voorzichtig aan op de familiedag van 2019, als we naar de vergeelde verledens kijken. Foto's die niet op hun plek willen blijven. Albums met kleefbladen, waar de afdrukken lang geleden op zijn geplakt om ze vervolgens te beschermen met een folievel. Maar de folie laat los, waardoor de beelden over elkaar heen buitelen als in een poging het ware leven te bestormen. We besluiten het verleden nieuw leven in te blazen, door de foto’s te kopiëren in kleur.
Huub barst in lachen uit als ik hem vraag voor deze ‘remake’ van de foto een beetje naar linksboven te loenzen.
Als ik Jan opdraag: “Jan, mond dicht!” lacht hij daar alleen maar harder om. Het lijkt erop dat hij het niet gewend is, zo toegesproken te worden.
En Piet, oudste met de oudste, hem geef ik geen instructies meer, bevreesd zijn interesse te verliezen.
Zo leer ik ze een beetje kennen: eigenzinnige types. De een kopieert braaf zijn jonge evenknie, nummer twee vertikt het om het kind te zijn dat hij toen was en nummer drie, de oudste van het stel kan een glimlach maar lastig onderdrukken.
Van deze heren waren er acht. Jozef is er niet meer bij, maar we zien hem nog in het zwart-wit. Ik moet bekennen dat ik gek ben op die mannen, niet alleen op de oudsten. Vooral hou ik van de diversiteit binnen het gezin.
Bernard werd op zijn twaalfde de jongste oom van de oudste kleinzoon. Bij onze eerste ontmoeting was die trotse oom jonger dan ik nu ben. Nu gaat hij bijna met pensioen.
Huub ziet daarin reden om zich oud te voelen: “Als het jongste broertje met pensioen gaat, dan voel je je eigen leeftijd toch ook wel”. Gerard is de vrijgevige, aan wie we een reisje naar Spanje te danken hebben. Ik kom er niet aan toe met Wim te praten, maar als ik afscheid van hem neem, zie ik warmte in zijn blik.
En Frans, naamgenoot van mijn stiefvader, is zoals altijd een hartelijke gastheer.
Ze komen uit Eygelshoven, de broers. We kijken naar foto’s van de boerderij van de buren en zien het gebeuren. Over de mesthoop naar de schuur. Soms lag er een plank op de stinkende hoop, maar meestal niet. Ze gingen toch. Mai, moeder van de acht broers, was daar vrij laconiek in. Een eenvoudig feit uit het verleden geeft de geur van hun laarzen vrij.
De jongste, Bernard, woont er nog, diep in Zuid-Limburg. Mijn lief en ik gaan er in maart 2020 naartoe, nog net voor de uitbraak van de crisis die ons nu staande houdt.
Het ouderlijk huis van de broers en de boerderij aan de Laurastraat bestaan niet meer. Er staat nu een flatgebouw, vier verdiepingen hoog.
We wandelen de route van het voormalig ouderlijk huis van Piet naar dat van zijn geliefde Annie. De wind is dwingend, zoals het gevoel van Piet hem destijds langs de weg omhoog bewoog. Een colablikje rolt met ons mee tegen de zwaartekracht in, dartel haast, als om ongeduldige liefde te benadrukken.
Ook het huis waar Annie in opgroeide en de tuin waar mijn lief als mollige peuter door heeft gewaggeld zijn er niet meer. Het pad naar de vroegere voordeur ligt er nog, maar de tuin is niet meer dan een grasveld, dat langs de voormalige aardappelschuur naar beneden loopt, bijna tot aan het spoor. Nu wonen mollen onbedreigd waar vroeger het varken en de kippen liepen en groente werd verbouwd.
Op zoek naar Gerard en Mai, vader en moeder van de acht Brounsen. Als we van de kerk naar de begraafplaats gaan, herinner ik me dezelfde wandeling, zo’n 19 jaar geleden. Het moet in het begin van onze relatie zijn geweest, op mijn gemak was ik nog niet in dit gezelschap.
Vage beelden.
Vader Brouns stierf in het jaar dat ik besloot een Brouns te worden, hoewel ik dat zelf toen nog niet wist. De namen op het graf zijn nog leesbaar, jaartallen niet, maar als ik met mijn vinger zorgvuldig de inkepingen volg, wordt bevestigd: Mai Hermans leefde van 1912 tot 1997 en Gerard Brouns van 1908 tot 2001.
Er ligt een kerststuk op het graf. Eenzelfde treffen we aan op het graf van Hubert en Liza Brouns, én op dat van de familie Pluymaekers. Ik vraag wie dat waren: de bewoners van de boerderij. Iemand zorgt voor wie er niet meer is.
In 2000 ontmoette ik de oudste van de oudste. Sinds 2001 leef ik met een Brouns. In 2008 heb ik de naam gepikt en de broers geadopteerd.
NB De oude foto's op deze pagina zijn afkomstig uit het familiealbum en de nieuwe is gemaakt tijdens het familiefeest van 2019.