Het zijn niet de druppels
die te pletter vallen
op de stoel die me aanstaart
in de nacht, wanneer niemand erop zit.
Het is niet de stille vlek die ontstaat
als de ruimte leeg is van de mensen
of het grijs dat niet weet wat te doen
als alle kleur vertrokken is.
Het is het spoor van de vlinder
die met een zachte streek mijn wang raakt en
zoekt naar het papier dat zachtjes naar me wuift
in de tocht van het zojuist geopende raam.